Rijden met verbinding

In mijn vorige blog schreef ik over voorwaarts rijden. https://paardgevoelig.nl/blog/voorwaarts-rijden

Als het paard voldoende voorwaartse drang heeft kan de ruiter met een soepele contactteugel verbinding met het paard maken zodat het paard met aanleuning gereden kan worden. Wanneer het paard goed voorwaarts wordt gereden is het tenslotte belangrijk dat er verbinding is om deze voorwaartse drang op te vangen zodat het paard uiteindelijk meer in balans gaat lopen. Deze verbinding noemen we aanleuning. Daarom als aanvulling op de vorige blog dit keer wat over de ruiterhand en het rijden met verbinding.


Allereerst dient het paard dus voorwaarts gereden te worden. Wanneer het paard met voorwaartse drang loopt kan de ruiter een soepele verbinding met het paard aangaan, zonder direct te vragen. Het paard kan dan in zijn natuurlijke evenwicht voorwaarts gaan en leren de hand van de ruiter te vertrouwen. De ruiter moet dus zeker niet de hals van het paard geforceerd in een bepaalde houding willen zetten maar in eerste instantie de houding van het paard volgen. Veel te vaak ligt de focus bij de halshouding van het paard. Met aanleuning rijden staat in feite los van de halshouding van het paard. Aanleuning is de verbinding tussen het paard en de hand van de ruiter. In eerste instantie volgt de ruiter dus de basishouding van het paard om een licht contact te maken. Basisvoorwaarde hierbij is altijd dat het paard voorwaartse drang heeft. Wanneer het paard voorwaarts is en de hand van de ruiter vertrouwt én durft aan te nemen kan het paard voorwaarts neerwaarts gereden worden. Het paard volgt de hand van de ruiter en zakt in de hals, waardoor de bovenlijn op lengte komt en zal ontspannen. De ruiterhand dient altijd zacht en soepel te zijn.


Voor veel ruiters is het belangrijk dat een paard “nageeflijk” loopt, wat er in de praktijk nogal eens op neer komt dat zij graag het paard met afgebogen hals of “in de krul” zien lopen. Alvorens het paard nageeflijk loopt zal er eerst sprake moeten zijn van aanleuning. Een paard kan alleen maar echt nageeflijk zijn wanneer het voorwaarts wordt gereden en vertrouwen heeft in de hand van de ruiter. En daar gaat het vaak mis, doordat er met een te dwingende hand wordt gereden. Als de voorkant van het paard wordt vastgezet, om op deze manier de hals in een houding te krijgen, wordt de bovenlijn geblokkeerd. Het gevolg hiervan is dat de achterbenen niet voldoende kunnen ondertreden en het paard niet over de rug loopt, het tegenovergestelde van wat de ruiter wilt bereiken.


Het paard alleen maar voorwaarts rijden zonder verbinding te maken en het aan de voorkant te begrenzen zal echter ook niet resulteren in een paard dat nageeflijk loopt en meer gewicht op de achterhand gaat brengen. Om dit te bereiken zal het paard begrensd moeten worden. Vergelijk het met een ballon die je opblaast; als er een gaatje in de ballon zit zal deze nooit vol worden. De ruiter mag pas begrenzen met de hand als het paard de hand van de ruiter vertrouwt en heeft aangenomen. Dan kan door middel van een ophouding het paard begrensd worden, waardoor het lichaam meer gesloten zal worden en de achterhand meer gewicht gaat dragen ten opzichte van de natuurlijke houding van het paard. Om de achterhand meer te laten dragen dienen de achterbenen verder onder te treden en is het dus belangrijk dat de voorwaarts drang altijd aanwezig blijft zodat het achterbeen actief blijft. De verbinding met de ruiterhand moet altijd luchtig en soepel blijven.


De ruiter mag niet trekken of continue gewicht op de teugels aannemen, dan ontstaat er te veel spanning in het lichaam van paard (en ruiter). Het paard kan alleen maar nageeflijk zijn als het ontspannen is in het nek- en kaakgewricht. Wanneer hier te veel spanning of een blokkade zit werkt dit door in de hele bovenlijn van het paard. Je mag het paard met de hand opvangen maar niet blokkeren. Wanneer het paard geblokkeerd wordt zal dit ten koste gaan van de ontspanning in de bovenlijn en daarmee de draagkracht van de achterhand. Het paard gaat niet ondertreden met de achterbenen maar stuwen en de rug zal niet soepel en dragend zijn maar stug en misschien zelf weggedrukt. Belangrijk blijft dus altijd de ontspanning bij het paard, gevolgd door de voorwaartse drang en een soepele verbinding tussen de ruiterhand en het paard. Dan kan het paard met aanleuning en uiteindelijk nageeflijk gereden worden.


fullsizeoutput_37a4jpeg